Vermogensheffing in 2017 en 2018 onrechtmatig

Een echtpaar had in 2017 en 2018 een vermogen in box 3 van meer dan € 750.000. Hierover werd in 2017 en in 2018 circa € 12.000 inkomstenbelasting geheven. Het werkelijk rendement was € 6.612 in 2017 en € 3.528 in 2018. Het echtpaar nam deel aan de massaal bezwaarprocedures over deze jaren. De hoogste rechter biedt rechtsherstel wegens onrechtmatigheid.

Lees meer Vermogensheffing in 2017 en 2018 onrechtmatig

Aanpassing huur bedrijfsruimte wegens lockdown

De hoogste rechter heeft onlangs uitspraak gedaan over de vraag of en, zo ja, op welke wijze de overeengekomen huurprijs kan worden verminderd als een huurder van bedrijfsruimte, die voor zijn omzet afhankelijk is van de komst van publiek, deze ruimte niet of slechts in geringe mate kan exploiteren als gevolg van overheidsmaatregelen in verband met de coronapandemie.

Lees meer Aanpassing huur bedrijfsruimte wegens lockdown

Meer coronasteun na directe lockdown

Het kabinet heeft op 18 december 2021 een lockdown aangekondigd. Deze lockdown ging zondag 19 december 2021 direct in. Ondernemers hadden door de korte tijd tussen de aankondiging en de invoering van de lockdown weinig kans om hun bedrijfsvoering tijdig aan te passen. Daarom verruimt het kabinet het economisch steunpakket voor het vierde kwartaal.

Lees meer Meer coronasteun na directe lockdown

Familielening niet in aangifte

Een dochter leent van haar vader een fors bedrag voor de aanschaf van een eigen woning. In haar aangifte inkomstenbelasting neemt zij de lening niet op. De Belastingdienst legt de aanslag conform aangifte op. Dan dient de dochter een herziene aangifte in, met daarin alsnog de vergeten rente en de verplichte gegevens over de lening van vader. Komt ze alsnog in aanmerking voor rente-aftrek eigen woning?

Over deze vraag is tot aan de hoogste rechter geprocedeerd. En het antwoord is: nee.

Met ingang van het jaar 2016 geldt het in de aangifte vermelden van de gegevens over een lening als voorwaarde om deze lening tot de eigenwoningschuld te rekenen. Nu de dochter die gegevens niet in haar aangifte heeft vermeld, kan de door haar vader verstrekte lening in dat jaar niet tot de eigenwoningschuld worden gerekend. Dit is een fors gevolg van een fout in de aangifte, maar de regeling is het gevolg van een welbewuste afweging van de wetgever.

Let op: De dochter kan, als ze de gegevens over de lening alsnog correct heeft verstrekt in een volgend belastingjaar wel weer rente-aftrek claimen, mits ze aan de overige voorwaarden voldoet.

Sinterklaasfeest en loonheffing

Wilde u, voordat de nieuwe coronaregels bekend werden, als werkgever een Sinterklaasfeest organiseren voor uw werknemers, hun partners en kinderen ? En wilt u nu toch nog weten hoe dit uit zou pakken voor de loonheffingen? Het maakt verschil of het feest op uw bedrijfslocatie of elders plaatsvindt. In een handreiking werkt de Belastingdienst twee voorbeelden uit.

Een werkgever organiseert een Sinterklaasfeest voor zijn werknemers, hun partners en kinderen. De kinderen ontvangen een Sinterklaascadeau. In totaal komen er 50 mensen, waarvan 30 kinderen. De werkgever maakt de volgende kosten:

  • Inhuur Sint en pieten € 400 (€ 8 per deelnemer)
  • Drank en pepernoten € 500 (10 per deelnemer)
  • Cadeaus kinderen € 450 (€ 15 per kind)

Sinterklaasfeest op de werkplek

Als het Sinterklaasfeest plaatsvindt op de werkplek, geldt de volgende waardering voor de onderdelen van het feest:

  • Inhuur Sint en pieten: nihil (€ 0 per deelnemer)
  • Drank en pepernoten: nihil (€ 0 per deelnemer)
  • Cadeaus kinderen: € 450 (€ 15 per kind)

Voor de inhuur van Sinterklaas en pieten geldt de nihilwaardering voor voorzieningen op de werkplek. En voor drank en pepernoten op het feest geldt de nihilwaardering voor consumpties op de werkplek. Als de kinderen van de werknemer een cadeau krijgen, is dit loon voor de werknemer. U bekijkt per werknemer de waarde van de cadeaus die zijn kinderen hebben gekregen. Hebben twee kinderen een cadeau ontvangen, dan rekent u € 30 tot het loon van de werknemer (€ 15 x 2).

De werkgever kan er ook voor kiezen om de cadeaus van de kinderen van € 450 aan te wijzen als eindheffingsloon werkkostenregeling. Dit bedrag komt dan ten laste van de vrije ruimte. Over het bedrag boven de vrije ruimte berekent u 80% eindheffing.

Externe locatie

Als het Sinterklaasfeest op een externe locatie plaatsvindt, geldt de volgende waardering voor de onderdelen van het feest:

  • Inhuur Sint en pieten € 400 (€ 8 per deelnemer)
  • Drank en pepernoten € 500 (10 per deelnemer)
  • Cadeaus kinderen € 450 (€ 15 per kind)

De kosten per werknemer vormen loon in natura. Ook de kosten voor de partner en kinderen telt u bij het loon van de werknemer. Komt een werknemer bijvoorbeeld met zijn partner en twee kinderen, dan rekent u € 102 tot het loon van deze werknemer (4 x € 8 + x 4 x € 10 + 2 x € 15).

De werkgever kan in dit geval ook de totale kosten van het feest aanwijzen als eindheffingsloon werkkostenregeling. Dit bedrag komt ten laste van de vrije ruimte. Er geldt geen gerichte vrijstelling. Over het bedrag boven de vrije ruimte berekent u 80% eindheffing.

Tip: Bent u aan het bedenken, wat u uw medewerkers in december wilt schenken, zorg dan dat u de werkkostenregeling niet vergeet, en dat u alles over vrije ruimte en eindheffing weet.

Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL) Q4 2021

Het kabinet heeft vanwege de nieuwe coronamaatregelen besloten om ook in het 4e kwartaal de Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL) open te stellen voor ondernemers. TVL Q4 2021 is nagenoeg gelijk aan TVL Q3 2021. De regeling TVL Q4 2021 is voor ondernemers die in het 4e kwartaal van 2021 minimaal 30% minder omzet hebben ten opzichte van het 4e kwartaal van 2019 of het 1e kwartaal van 2020.

TVL Q4 2021 opent zodra de Europese Commissie de regeling heeft gewijzigd en goedgekeurd. Met TVL Q4 2021 vervalt de Vaste Lasten voor onder andere Nachtsluiting (VLN).

Zo ziet TVL Q4 2021 eruit:

  • De TVL-subsidie wordt berekend aan de hand van het omzetverlies, het percentage vaste lasten van de sector en een vast subsidiepercentage van 100%.
  • Het minimale subsidiebedrag is € 1.500.
  • Het maximale subsidiebedrag is € 550.000 voor mkb-bedrijven en € 600.000 voor grote ondernemingen (niet-mkb bedrijven).
  • Een onderneming of groep verbonden ondernemingen verwacht minimaal 30% omzetverlies in het 4ekwartaal (Q4 2021) ten opzichte van het 4e kwartaal van 2019 (Q4 2019) óf het 1e kwartaal van 2020 (Q1 2020). U kiest zelf welke referentieperiode voor u het gunstigste is: Q4 2019 of Q1 2020.
  • Ondernemingen die zich na 30 september 2019, maar voor 1 juli 2020 hebben ingeschreven bij de KVK kunnen als referentieperiode kiezen voor het 1evolledige kwartaal na inschrijving of het 3e kwartaal van 2020 (Q3 2020).
  • De onderneming stond op 30 juni 2020 ingeschreven bij de Kamer van Koophandel, en heeft minimaal één vestiging in Nederland. Die vestiging heeft een aparte voordeur of opgang los van het huisadres. Op deze vestigingseis gelden een paar uitzonderingen:
    1. Horecaondernemingen met SBI-code 56.10.1, 56.10.2 en 56.30, 51.10.
    2. Markthandel met SBI-code 47.81.1, 47.81.9, 47.82, 47.89.1, 47.89.2 en 47.89.9.
    3. Taxivervoer met SBI-code 49.32 en 49.39.1.
    4. Auto-en motorrijscholen met SBI-code 85.53.
    5. Kermisattracties met SBI-code 93.2.12.
    6. Luchtballonvaart & recreatieve sportvliegtuigen met SBI-code 51.10.
    7. Binnenvaart (SBI 50.40), zee- en kustvaart (SBI 50.20), goederenvervoer over de weg (SBI 49.41), verhuisvervoer (SBI 49.42), post- en koeriersdiensten (SBI 53.10 en 53.20).
  • De onderneming of groep verbonden ondernemingen ontving tussen maart 2020 en 30 juni 2022 niet meer dan € 2,3 miljoen aan overheidssteun voor vaste lasten. Bereikt uw onderneming bijna de grens? Dan ontvangt u het bedrag tot € 2,3 miljoen.

Afwijkende referentieperiodes

U kunt als referentieperiode kiezen uit 2 kwartalen: Q4 2019 of Q1 2020.

Voor een aantal ondernemingen geldt een andere referentieperiode:

  • Start onderneming tussen 1 oktober 2019 en 31 december 2019: referentieperiodes Q1 2020 of Q3 2020
  • Start onderneming tussen 1 januari 2020 en 31 maart 2020: referentieperiodes Q2 2020 of Q3 2020
  • Start onderneming tussen 1 april 2020 en 30 juni 2020: referentieperiode Q3 020

Let op: Om in aanmerking te komen voor TVL Q4 2021, heeft u in sommige situaties een derdenverklaring of een accountantsproduct nodig.